De vergrijzing van de bevolking zal op korte termijn leiden tot een belangrijke toename van de pensioenuitkeringen. Om het begrotingsevenwicht te kunnen behouden, of liever nog een begrotingsoverschot te realiseren ten einde de belangrijke staatsschuld af te bouwen, dienen de wettelijke pensioenuitkeringen te worden afgeremd en/of de fiscale inkomsten van de staat te worden verhoogd. Door de participatiegraad van de oudere werknemers op de arbeidsmarkt te vergroten, hetgeen eveneens opgelegd wordt door de Europese gemeenschap, worden beiden doelstellingen bereikt.
Via het generatiepact tracht de regering ons dus aan te zetten om langer te werken. Ongeacht het feit of deze hervormingen zullen volstaan, gebruikt de regering zowel ‘negatieve’ als ‘positieve’ maatregelen.
Via de ‘negatieve’ maatregelen wordt de vervroegde uitstap uit de arbeidsmarkt afgeremd of ontmoedigd. De best gekende wijziging betreft hier de verzwaring van de brugpensioenregeling (hogere aanvangsleeftijd, zwaardere fiscaliteit en bijdragen, doorbetaling bij werkhervatting, tewerkstellingscel, …).
Minder gekend zijn echter de ‘positieve’ maatregelen die het langer werken belonen of stimuleren. Hieronder vallen de ‘pensioenbonus’ en de verlaging van de belastingen op de aanvullende pensioenen.
Via de ‘pensioenbonus’ wordt het wettelijk pensioen van werknemers per gepresteerd arbeidsjaar vanaf 62 jaar verhoogd met 624 euro. Indien een werknemer dus blijft werken tot 65 jaar zal zijn wettelijk pensioen toenemen met 3 x 624 = 1.872 euro per jaar. Op het eerste zicht lijkt deze maatregel misschien beperkt en weinig overtuigend. Indien we echter een levenslange, met 2% geïndexeerde, jaarlijkse rente van 1.872 euro zouden wensen te verzekeren bedraagt het overeenstemmende bruto-vestigingskapitaal hiervoor 36.642,98 euro voor een man of 42.245,65 euro voor een vrouw.
Voor zelfstandigen moeten de uitvoeringsbesluiten voor de ‘pensioenbonus’ nog gepubliceerd worden.
Naast een mogelijke verhoging van de wettelijke pensioenen zal effectief werken tot 65 jaar leiden tot een verlaging van de belastingen op de aanvullende pensioenen. Indien een werknemer of zelfstandige effectief actief blijft tot 65 jaar daalt de belastingsvoet van 16,5% op de pensioenkapitalen die zijn gevormd door de werkgeversbijdragen naar 10%.
Het begrip ‘effectief actief’ betekent voor een werknemer dat hij in de laatste drie jaar voor 65 jaar ononderbroken actief moet geweest zijn. Halftijds brugpensioen, deeltijdse arbeid en onvrijwillige werkloosheid worden in dit kader gelijkgesteld met effectief actief.
Voor een zelfstandige betekent ‘effectief actief’ dat hij in de laatste drie jaar voor 65 jaar onafgebroken aangesloten was bij een sociaal verzekeringsfonds en de sociale bijdragen voor een zelfstandige in hoofdberoep heeft betaald.
Per aanvullende kapitaalsschijf van 100.000 euro leidt deze maatregel dus tot een fiscale besparing van 6.500 euro indien het pensioenkapitaal slechts vereffend wordt op 65 jaar na ‘effectief actief’ te zijn geweest tussen 62 jaar en 65 jaar. Voor de volledige interpretatie van de Administratie van het begrip “effectief actief” verwijzen we hier naar bijlage 8 op pagina’s 50 t/m 52 in het bericht aan de werkgevers betreffende fiscale fiche 281.11.
Afhankelijk van de omvang van het aanvullende pensioenkapitaal dat gevormd is door werkgeversbijdragen kan de combinatie van de ‘pensioenbonus’ en de verlaagde belasting bijgevolg leiden tot belangrijke financiële gevolgen als men blijft werken tot 65 jaar.
Indien daarenboven nog geen volledige loopbaan van 45 jaar werd gepresteerd, zal daarnaast het wettelijk pensioen nog toenemen bij langer werken. Voor zelfstandigen vervalt dan bijkomend nog de vermindering van het wettelijk pensioen met 3% tot 7% per jaar vervroeging ten overstaan van 65 jaar (3% vanaf 64; 3%+4% vanaf 63; 3%+4%+5% vanaf 62; 3%+4%+5%+6% vanaf 61 en 3%+4%+5%+6%+7% vanaf 60). Op grond van zuiver financiële overwegingen lijkt het ons dan ook raadzaam de exacte verschillen te berekenen alvorens een gefundeerde beslissing te nemen over de aanvang van de pensionering.