Net voor de vakantieperiode is de zogenaamde Programmawet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze wet voorziet verschillende nieuwe bepalingen voor de aanvullende pensioenen uit de tweede pijler. Hoewel de exacte uitvoeringsmodaliteiten nog niet volledig gekend zijn, wensen wij u via deze nieuwsbrief nu reeds een samenvattend overzicht te bieden van de belangrijkste wijzigingen.
- Bijzondere bijdrage voor hoge pensioenen
In eerste instantie wenste de regering de aanvullende pensioenen te beperken omdat het niet “de bedoeling kan zijn om kapitaalsopbouw te subsidiëren via het toekennen van belastingsvoordelen op pensioenpremies”. Als maximale bovengrens voor de som van de aanvullende en wettelijke pensioenen werd gedacht aan het maximale ambtenarenpensioen van ongeveer 6.000,00 euro per maand. Deze stelling opent echter de ideologisch delicate discussie tussen de ongelijke systemen van wettelijke pensioenen voor ambtenaren, loontrekkende personeelsleden en zelfstandigen. Bovendien voorzien de meeste aanvullende pensioenplannen een kapitaalsuitkering die noodzakelijkerwijze moet omgezet worden naar een maandelijkse uitkering om de vergelijking met het maximale ambtenarenpensioen te kunnen testen. Deze omzetting van kapitaal naar maandelijkse rente is echter gebaseerd op de verwachte sterftekansen, intrestvoeten, indexaties en perequaties…kortom opnieuw zeer gevoelige parameters in de huidige marktomstandigheden. Om een groot en langdurig ideologisch debat hierover te vermijden is (voorlopig ?) afgestapt van de begrenzing van de aanvullende pensioenen en werd zij vervangen door een bijkomende bijzondere bijdrage voor hoge pensioenen.
In een overgangsperiode vanaf 2012 tot ten laatste 1 januari 2016 wordt deze bijzondere bijdrage van 1,50% toegepast wanneer de jaarlijkse werkgeverspremies voor een bepaalde werknemer of zelfstandige bestuurder minstens 30.000,00 euro bedragen. Volgens de Memorie van Toelichting, en volgens de wettekst voor zelfstandigen, is deze bijdrage verschuldigd op het gedeelte van de premies dat de grens van 30.000,00 euro overschrijdt. Volgens de wettekst voor loontrekkende personeelsleden echter zou deze bijdrage verschuldigd zijn op het volledige premiebedrag indien de grens overschreden wordt. Waarschijnlijk is dit een vergissing en volgt er nog een rechtzetting voor deze laatste formulering.
Voor pensioenplannen in collectieve kapitalisatie, waar geen individuele premie per personeelslid gestort wordt maar een globale dotatie voor alle personeelsleden samen, wordt de individualiseerbare premie voor de controle van deze 30.000,00 grens gelijkgesteld aan de aangroei van de verworven rechten in het betreffende jaar. Dit gebeurt zonder rekening te houden met de toegekende intrest.
Voor zelfstandigen wordt geen rekening gehouden met de premie voor het Vrij Aanvullend Pensioen (VAPZ) voor de bepaling van de eventuele bijdrage van 1,50%.
Ten laatste op 1 januari 2016 wordt een nieuwe berekeningswijze voor de bijzondere bijdrage van 1,50% voor hoge pensioenen ingevoerd. Op dat ogenblik moet Sigedis (Sociale individuele gegevens – données individuelles sociales) alle gegevens over alle aanvullende pensioenplannen voor alle loontrekkende personeelsleden en zelfstandigen verzameld en verwerkt hebben. Op basis van deze nationale databank over de aanvullende pensioenen kunnen zij dan voor iedereen de waarde van hun aanvullende pensioenplannen, opgebouwd bij verschillende verzekeraars en/of verschillende werkgevers en/of verschillende statuten, inschatten. Sigedis zal dan deze waarde van de aanvullende pensioenen koppelen aan een raming van het wettelijke pensioen, hetzij als loontrekkende hetzij als zelfstandige, en vergelijken met het maximale ambtenarenpensioen. Bij overschrijding zal dan de bijzondere bijdrage van 1,50% verschuldigd zijn op de betaalde premies.
Deze bijzondere bijdrage wordt gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage en de exacte modaliteiten van inning en invordering moeten nog bepaald worden.
- Belasting op basis van pensioenleeftijd
Vandaag worden de aanvullende pensioenkapitalen uit de tweede pijler belast aan 16,50% indien zij gevormd werden door patronale premies (10% voor kapitalen gevormd door persoonlijke bijdragen). Deze eindbelasting daalt naar 10% indien de verzekerde ‘effectief actief’ bleef tot 65 jaar en de opname vroeg op 65 jaar.
Om het langer werken aan te moedigen zal de eindbelasting stijgen naar 20% bij opname op 60 jaar en 18% bij opname op 61 jaar in plaats van de huidige 16,50%.
Deze verhoogde belastingspercentages op 60 en 61 jaar treden in werking voor opnames vanaf 1 juli 2013 (wie moet er nog genieten van de huidige percentages in juni 2013 ? wie heeft de regering hier op het oog? de meeste andere maatregelen worden immers retroactief ingevoerd en deze wijziging wordt één jaar vooraf aangekondigd)
- Verbod op interne pensioenprovisies
Zelfstandige zaakvoerders en bestuurders van vennootschappen konden hun aanvullende pensioenen intern financieren via de aanleg van een fiscaal aftrekbare provisie. Zij moesten dus niet verplicht een externe verzekering afsluiten zoals nodig was voor de personeelsleden. De opbouw van een interne pensioenprovisie had voordelen (geen taks en beheerskosten; geld verlaat vennootschap niet via premiebetaling maar enkel bij pensioenuitkering, …) en nadelen (geen verworven rechten bij faillissement; geen verlaagde belasting van 10% bij opname op 65 jaar, …). Vanaf 2012 wordt deze mogelijkheid echter drastisch ingeperkt :
- Nieuwe interne pensioenbeloftes worden verboden en alle aanvullende pensioenplannen moeten verplicht extern gefinancierd worden via een verzekeraar of pensioenfonds
- Bestaande interne pensioenbeloftes blijven fiscaal aftrekbaar tot de aangelegde provisie in het laatste boekjaar eindigend vóór 1 januari 2012 en op voorwaarde dat Sigedis vanaf 2013 hierover geïnformeerd wordt.
- Indien u de oorspronkelijke pensioenbelofte wenst te behouden moet het verschil tussen het beloofde pensioenkapitaal en de aangelegde provisie die fiscaal aftrekbaar blijft, opgebouwd worden via een extern pensioenplan.
- De opgebouwde interne pensioenprovisies kunnen ook overgedragen worden naar een externe verzekeraar en om de financiering van alle aanvullende pensioenplannen buiten de vennootschap te promoten is de verzekeringstaks van 4.40% niet van toepassing op de overgedragen interne pensioenprovisies.
- Op de bestaande interne pensioenprovisies die aangelegd zijn in het laatste boekjaar eindigend vóór 1 januari 2012 wordt een bijkomende belasting geheven van 1,75%. Deze éénmalige belasting van 1,75% kan ook gespreid worden over 3 jaarlijkse belastingen van 0,60%.
Globaal kunnen we dus besluiten dat de bepalingen van deze Programmawet voor de aanvullende pensioenen enkel bijkomende lasten, beperkingen en/of verplichtingen opleggen. Dit is misschien begrijpelijk in de zoektocht naar bijkomende inkomsten om het begrotingstekort af te bouwen, maar zet daarentegen niet onmiddellijk aan tot een uitbreiding van de aanvullende pensioenplannen om de nakende vergrijzingskost op te vangen.
Let ook op de steeds toenemende invloed van Sigedis waar op termijn alle aanvullende pensioeninformatie zal gegroepeerd zijn. Deze gegevensverzameling is zeker een positieve evolutie indien elke burger op deze wijze toegang krijgt tot zijn globale pensioendossier, inclusief de wettelijke pensioenen. Het staat echter in de sterren geschreven dat dit “pensioenkadaster” niet alleen gebruikt zal worden voor informatieverstrekking. Bijkomende, gerichte controles en doelgerichte, nieuwe belastingen kondigen zich aan om misbruiken en zogenaamde “perverse effecten” aan te pakken… De recente controles op de 8.86% RSZ-bijdrage en de nieuwe bijzondere bijdrage op hoge pensioenen zijn in dit kader de eerste resultaten.