Op 31 december 2009 loopt een belangrijke overgangsbepaling van de Wet op de Aanvullende Pensioenen (WAP) ten einde. De pensioenplannen van loontrekkende personeelsleden kunnen vanaf 2010 ten vroegste vereffend worden vanaf 60 jaar. Tot einde 2009 kunnen deze pensioenplannen, indien ze afgesloten werden vóór 16 november 2003, nog vervroegd uitbetaald worden bij brugpensioen met de voordelige fiscaliteit, of afgekocht worden op een andere leeftijd tegen een aanslagvoet van 33%.
Met andere woorden, vanaf 2010 zullen :
- Loontrekkende personeelsleden hun pensioenpolissen niet meer kunnen afkopen (zelfs niet tegen een marginale aanslagvoet) alvorens zij de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt, ook al zijn zij op een vroegere leeftijd met brugpensioen gegaan. De aanslagvoet zal gelijk zijn aan 16,50% (kapitalen gevormd door patronale toelagen en persoonlijke bijdragen tot 1 januari 1993) of 10% (kapitalen gevormd door persoonlijke bijdragen vanaf 1 januari 1993). De verminderde aanslagvoet van 10% is van toepassing op alle pensioenkapitalen bij een vereffening op 65 jaar op voorwaarde dat het personeelslid “effectief actief” is gebleven tot deze leeftijd.
- Voor zelfstandigen gelden identiek dezelfde aanslagvoeten bij vereffeningen vanaf 60 jaar en de gunstige regeling op 65 jaar, maar zij blijven daarnaast de afkoopmogelijkheid behouden op vroegere leeftijd tegen een aanslagvoet van 33%.
- Bij vele pensioenplannen zijn de overlijdensdekkingen verzekerd op afzonderlijke contracten die vaak stopgezet worden bij uitdiensttreding. Indien de pensioencontracten enkel voordelen voorzien bij leven op het ogenblik van de vereffening, betekent dit dan ook dat er geen enkele uitkering meer voorzien is bij vroegtijdig overlijden. Om dit op te vangen kan elk personeelslid bij vertrek individueel kiezen om zijn opgebouwde pensioenreserves over te dragen naar de onthaalstructuur van het pensioenplan. Op deze wijze kan een gedeelte van de pensioenopbouw worden omgezet naar de gewenste overlijdensdekking. Of, anders gezegd, het personeelslid koopt een overlijdensdekking die gefinancierd wordt met een gedeelte van de opgebouwde pensioenreserve.
Bij een gewoon vertrek kan bijgevolg elk personeelslid zijn verworven pensioenrechten afstemmen op zijn persoonlijke wensen via de onthaalstructuur.
Bij brugpensioen gelden vaak dezelfde principes betreffende de stopzetting van de overlijdensdekking. Tot heden was er niet onmiddellijk een noodzaak voor het behouden van de overlijdensdekking want elke bruggepensioneerde kon kiezen om zijn verworven pensioenkapitalen onmiddellijk te vereffenen met de gekende gunstige fiscaliteit. Vanaf 2010 echter moeten alle bruggepensioneerden wachten tot 60 jaar alvorens zij kunnen vereffenen. Indien het pensioenplan niet voorziet in het behoud van de overlijdensdekking lopen de erfgenamen bijgevolg het risico geen uitkering te genieten bij overlijden vóór 60 jaar. Om dit te vermijden kan de bruggepensioneerde overstappen naar de onthaalstructuur maar dan zal zijn verworven pensioenkapitaal op 60 jaar in belangrijke mate dalen omwille van de kostprijs van de overlijdensdekking.
Indien de activiteitsgraad en pensioenleeftijd in de toekomst verder verhoogd wordt, zal dit probleem op termijn uitdoven wanneer de vroegste (brug)pensioenleeftijd effectief 60 jaar zal zijn. Momenteel echter gaat nog een belangrijk gedeelte van de beroepsbevolking met brugpensioen vóór 60 jaar. Zeker bij herstructureringen waar vervroegde brugpensioenregelingen vaak aangemoedigd worden, raden wij u dan ook aan om de dekkingen van uw pensioenplan waar nodig aan te passen aan de nieuwe bepalingen vanaf 2010.