De Nationale Bank voorspelt een inflatie van ongeveer 5% in 2022. De verwachting is wel dat dit hoge percentage opnieuw zal afnemen wanneer de energieprijzen normaliseren en de wereldwijde vraag- en aanbodcurves beter op elkaar afgestemd raken. Door de snelle heropleving van de economie na eerste coronagolven was (is) de vraag naar productiemiddelen en grondstoffen immers veel groter dan het beschikbare aanbod.
Anderzijds blijft de langetermijnrente, ondanks de stijgingen in het laatste jaar, historisch op een zeer laag niveau. Het gevaar is dus niet denkbeeldig dat in dergelijke omgeving de beleggingsresultaten lager uitvallen dan de inflatie en bijgevolg de reële waarde van de beleggingsportefeuille afkalft.
Voor aanvullende pensioenen komt bovenop deze mogelijke verarmingsproblematiek de wettelijke verplichting voor de werkgevers om een minimaal rendement te garanderen op de pensioenreserves in een plan met vaste bijdragen (defined contribution). Deze minimale werkgeversgarantie, die gekoppeld is aan de evolutie van de rendementen van de staatsleningen, is sedert 2016 gelijk aan het minimale percentage van 1,75%.
De intrestgaranties die de verzekeraars aanbieden daarentegen blijven sedert decennia dalen en na de laatste verlagingen schommelt de markt tussen 0% en 0,50%. De werkelijke garanties liggen vaak nog lager indien we rekening houden met de beheerkosten op de pensioenreserves die overeenkomen met een negatief rendement.
Zelfs indien de rendementen op staatsobligaties en andere lange termijn beleggingen met vaste rentevoeten opnieuw zouden stijgen, en er dus marge zou ontstaan voor de verhoging van de intrestgaranties, verwachten wij geen onmiddellijke verhoging van deze garanties bij de verzekeraars wegens de hoge kost van de bijkomend aan te leggen solvabiliteitsmarge.
Aangezien de aandelenbeurzen de laatste jaren sterk presteerden lijkt hier dan ook de oplossing te liggen voor de geschetste problemen via de zogenaamde Tak 23 beleggingen. De pensioenreserves worden dan geïnvesteerd in beleggingsfondsen en de behaalde rendementen worden volledig toegekend zonder enige rendementsgarantie. In tegenstelling tot beleggingen in Tak 21 met (beperkte) rendementsgarantie kunnen rendementen in Tak 23 in bepaalde jaren dus negatief zijn maar de verwachting (hoop) is om op lange termijn hogere rendementen te behalen die de inflatie overtreffen, zodat er geen koopkrachtverlies is. Daarnaast zal de kans toenemen dat de behaalde rendementen groter zijn dan de minimale werkgeversgaranties, zodat er geen bijkomende kosten zijn voor de werkgevers. Bovendien geven de verzekeraars geen intrestgaranties in Tak 23 hetgeen hun solvabiliteitskosten verlaagt. Alleen maar winnaars dan in Tak 23 ?
Volgens de beleggingstheorie en de verwachte, hogere vergoeding van beleggingen met risico’s (aandelen) op langere termijn klopt deze redenering zeker voor pensioenreserves die uit oorsprong steeds lange termijn beleggingen zijn. De theoretische, globale benadering en de concrete aanpak voor een bestaand pensioenplan van een bepaalde werkgever stemmen echter niet altijd (volledig) overeen.
Vooreerst is het huidige marktaanbod in Tak 23 sterk verschillend tussen de verzekeraars. De keuze aan mogelijke beleggingsfondsen, de begeleiding en adviesverlening op maat van de klant, de informatie en rapportering over de beleggingsresultaten zijn maar enkele essentiële elementen die bij sommige verzekeraars sterk uitgebouwd zijn, en bij anderen nog in de kinderschoenen staan of zelf onbestaand zijn. Gezien de complexiteit van Tak 23 wordt de invoering bij sommige verzekeraars daarenboven beperkt tot pensioenplannen met een minimale omvang.
Daarnaast zijn er de bestaande intrestgaranties uit het verleden. Meestal blijven de oude, hoge intrestgaranties (4,75% vóór 2000 en 3,25% vóór 2010, daarna geleidelijk dalend) verworven tot de afloop van het pensioencontract en gelden de nieuwe, lage intrestgaranties enkel voor de toekomstige premies. Soms echter gelden voor ‘oude’ contracten de oude, hoge intrestgaranties ook nog voor de toekomstige premies. Afhankelijk van het verzekeringscontract en de aansluitingsduur van de personeelsleden kan de gemiddelde intrestgarantie dus sterk verschillen (bij een ‘oude’ populatie kan een groot gedeelte van de toekomstige premies nog garanties van 3,25% hebben; bij een jong opstartend bedrijf zullen de garanties op de toekomstige premies beperkt zijn tot minder dan 0,50%). Uiteraard zal het type contract en de structuur van het personeelsbestand dan ook mede bepalen of een mogelijke overstap naar Tak 23 opportuun is. Deze elementen kunnen ook bepalen of de bestaande opgebouwde reserves best in Tak 21 blijven met behoud van de oude intrestgaranties of beter ook overgedragen worden naar Tak 23, samen met de toekomstige premies.
Tot slot zijn bij de vergelijkende analyse van mogelijke rendementen tussen Tak 21 en Tak 23 niet alleen de intrestgaranties belangrijk maar ook de mogelijke winstdeelnames die verzekeraars kunnen toekennen bovenop de garanties op basis van hun werkelijke beleggingsresultaten. De mogelijke toekomstige winstdeelnames inschatten is zeer moeilijk. Wie kent immers de toekomst ? Soms krijgen we echter bijkomende informatie wanneer verzekeraars in financiële moeilijkheden gekomen zijn. In dergelijke gevallen wordt de pensioeninstelling onder toezicht geplaatst van de Nationale Bank omdat de solvabiliteitsmarge onvoldoende is. We mogen dan ook vermoeden dat de eerstvolgende jaren geen winstdeelname mag (kan) toegekend worden en het totale rendement in Tak 21 zal beperkt blijven tot de (lage) intrestgaranties. Dit scenario heeft zich recent voorgedaan bij Integrale. Zij werden door het toezicht van de Nationale Bank verplicht om de toegekende winstdeelname voor 2019 in te trekken en de intrestgaranties sterk te verlagen. Op 15 december 2021 werd de verzekeringsportefeuille van Integrale dan overgedragen aan Monument Assurance Belgium. Hopelijk brengt deze overdracht zekerheid betreffende de opgebouwde pensioenrechten bij Integrale maar het lijkt onwaarschijnlijk dat de nieuwe eigenaar, die de solvabiliteitsmarge moet normaliseren met eigen middelen, veel bijkomende winstdeelname zal toekennen in de volgende jaren.
Samengevat lijkt het een nuttige en interessante oefening om in de loop van 2022 uw bestaande pensioencontracten te analyseren om na te gaan of een overstap naar beleggingsfondsen in Tak 23 opportuun kan zijn, hetzij voor alle personeelsleden, hetzij enkel voor nieuwe personeelsleden (met alleen maar lage intrestgaranties).
Wij wensen u alvast prettige eindejaarsfeesten !!!