Goed nieuws voor de laagste pensioenen in ons land. Op 13 juli werden de teksten goedgekeurd omtrent de verhoging met 1,9% van het wettelijk minimumpensioen voor werknemers en zelfstandigen. Ook de IGO (Inkomensgarantie voor Ouderen) gaat de hoogte in met 0,9%.
Concreet betekent dit o.a. vanaf 1 september een maandbedrag van 1212,45 euro voor een gepensioneerde alleenstaande met een volledige loopbaan als werknemer of 1515 euro voor een gezinspensioen.
Ook goed nieuws voor de “hogere pensioenen”, hoewel dit relatief is. Het loonplafond waarop ons wettelijk pensioen is berekend, gaat eveneens omhoog met 1,7% voor loontrekkenden en zelfstandigen. De berekeningsbasis van ons wettelijk pensioen wordt namelijk afgetopt tot een maximum jaarbedrag van 54.648,70 euro voor loontrekkenden en 66.658,52 euro voor zelfstandigen. Het gedeelte van uw loon boven dit bedrag geeft geen recht op wettelijk pensioen hoewel voor loontrekkenden toch op het volledige bedrag sociale bijdragen betaald worden: het solidariteitsprincipe. Deze grenzen worden nu opgetrokken zodat ook deze burgers hun pensioenrechten zien stijgen.
Mogelijks geeft dit ook gevolgen voor de berekening van het bedrijfspensioen (2de pijler). Als de formule van het bedrijfspensioenplan rekening houdt met het wettelijk pensioenplafond, kan dit een invloed hebben op het 2de pijlerpensioen zowel in positieve als negatieve zin. Veel bedrijven hebben echter deze onzekere factor de laatste jaren uit hun pensioenplan geweerd en een eigen, vast loonplafond (of meerdere plafonds) gedefinieerd.
Daarnaast leidt een verhoging van de wettelijke pensioenen tot een verlaging van de fiscale marge van de aanvullende pensioenen volgens de 80%-regel. Indien de pensioenplanning geoptimaliseerd is, kan dit dus tot gevolg hebben dat de pensioenpremies moeten verlaagd worden.