9 november 2023
Stijging interestvoet olo's 10 jaar

Sinds de invoering van de Wet op de Aanvullende Pensioenen in 2004 dient elke pensioeninrichter rekening te houden met een wettelijke rendementsgarantie, beter gekend als de “werkgeversgarantie”, een unicum in Europa. Toen werd deze vastgelegd op 3,75% voor de werknemersbijdragen en 3,25% voor de werkgeversbijdragen. Op de bijdragen gestort door de werkgever mogen de aangerekende beheerskosten, met een maximum van 5%, in mindering gebracht worden.

Vanaf 2016 wordt de hoogte van die wettelijke rendementsgarantie gekoppeld aan het rendement op staatsobligaties. Op het einde van het jaar berekent de FSMA de garantie die van toepassing zal zijn voor de gestorte premies in het volgende jaar. De basis hiervoor is het gemiddeld rendement over 24 maanden van de rente op de zogenaamde Lineaire Obligaties of OLO’s met een duurtijd van 10 jaar (zie Actueel 29/10/2015). Het te garanderen percentage zal dan gelijk zijn aan 85% van dat gemiddelde OLO-rendement, afgerond op 25 basispunten, met een minimum van 1,75% en een maximum van 3,75%. 

Door de historisch lage rentevoeten op de OLO’s in de periode 2016 - 2022, ligt de minimale werkgeversgarantie als sinds 2016 op het minimum 1,75%. Vanaf midden 2022 is er echter een kentering te zien en de aanhoudend stijgende tendens leidt tot rendementen rond 3,60% in oktober 2023. 

Aangezien de jaarlijkse berekening gebaseerd is op het gemiddelde van de 24 maanden tot juli, zal het minimale rendement op de stortingen van 2024 nog ‘beperkt’ blijven tot het minimum van 1,75%. Indien de huidige rendementen op de OLO’s echter bestendigen, is de verwachting dat de minimale garantie in 2025 zal stijgen naar 2,50% à 2,75%. Deze verhoging kan leiden tot bijkomende pensioenverplichtingen voor de werkgevers maar gelukkig verhogen de meeste verzekeraars ook hun intrestgaranties hetgeen uiteraard de mogelijke tekorten (gedeeltelijk) compenseert.

https://www.simplexeb.be/nieuws/wijziging-minimale-werkgeversgarantie